NRC: Eigen netwerk eerst

Het internet is al lang niet meer een onschuldige vrije ruimte. Dat weten ze in andere delen van de wereld al veel langer dan wij. Daarom moeten we handelen. Nu.


Een opvallend bericht uit Rusland: Het land wil internet kunnen afsluiten in geval van ‘dreiging’. Het zal daarom de komende weken een test uitvoeren waarbij de bevolking voor korte tijd van het wereldwijde internet wordt afgesloten. Doel is de weerbaarheid van het lokale internet, Runet, te testen in geval van een buitenlandse aanval.

Het is gemakkelijk om dit af te doen als Russische paranoia. Maar dat is een vergissing. Overal ter wereld wordt het internet steeds vaker begrepen vanuit het oogpunt van nationale veiligheid en soevereiniteit. Nederland moet zijn naïviteit over het web loslaten.

Natuurlijk, grote Amerikaanse technologiebedrijven staan al een paar jaar ter discussie en Cambridge Analytica heeft ons bewust gemaakt van de politieke macht van het web.

Maar vergis u niet, in andere delen van de wereld leeft dat besef al veel langer. Met name autoritaire regimes hebben internet vanaf het begin als een gevaar beschouwd. De afgelopen jaren hebben ze zich erop toegelegd het web te beheersen en vaardigheden te verwerven zodat ze het net kunnen beheersen. Nederland heeft dus een flinke achterstand.

Naast de binnenkort te houden test waarbij het internet van de wereld wordt afgesloten, heeft Rusland nieuwe wetten ingevoerd waardoor al het Russische internetverkeer verplicht via zogenoemde internet exchange points loopt, beheerd door telecomwetgever Roskomnazor. Een aantal jaren geleden werden buitenlandse technologiebedrijven al verplicht om data van Russische gebruikers op servers op Russisch territorium op te slaan.

Argusogen

Dit is altijd met argusogen bekeken. In hun boek The Red Web laten de Russische journalisten Andrei Soldatov en Irina Borogan zien dat er een rechte lijn loopt van de beheersing van informatie tijdens de dagen van de Sovjet-Unie naar de hedendaagse controle van internet.

Een mysterieuze zwarte doos die luistert naar de naam SORM en zo groot is als een videorecorder staat daarbij centraal. Waar SORM oorspronkelijk werd ontwikkeld om telefoonlijnen af te tappen, gebruikt de geheime dienst het vandaag de dag om internetverkeer te onderscheppen. Het systeem wordt constant geüpdate. Soldatov en Borogan noemen het een van de meest privacy-schendende apparaten waarmee het internet wereldwijd wordt gemonitord.

Het Kremlin richt zich niet alleen op hardware. Russische bedrijven leveren allerlei internetdiensten. Yandex is de dominante zoekmachine en Mail.ru bezit VKontakte, Ruslands sociale mediaplatform. Kaspersky Lab is een cybersecuritybedrijf dat sinds kort niet meer door de Nederlandse overheid mag worden gebruikt uit angst dat het Kremlin ons via de software bespioneert. In Amsterdam staat het hoofdkantoor van VEON (voorheen Vimpelcom), een bedrijf dat telecomdiensten aan vele landen levert – de eigenaar heeft nauwe banden met het Russische regime.

Het land dat in kunstmatige intelligentie leidt, zal de wereld domineren, zei de Russische president Poetin ooit. En hoewel Rusland geen leider in die technologie is, speelt het wel mee. Op het gebied van gezichtsherkenning bijvoorbeeld, loopt Rusland voorop.

Dat is logisch, want gezichtsherkenning is een goed instrument om de bevolking te controleren. De algoritmes van het Russische bedrijf NTechLab winnen allerlei internationale wedstrijden. In 2016 lanceerde het de FindFace-dienst, waarmee foto’s van gezichten worden gekoppeld aan profielen op sociale media. Gebruikers van het Russische internetforum Dvach gebruikten de dienst al snel om pornoactrices en prostitués te outen tegenover hun familie en vrienden.

Great Chinese Firewall

Veel indrukwekkender is China’s controle van het internet; met hulp van de zogenoemde Great Chinese Firewall kan de overheid toegang tot buitenlandse sites blokkeren. Dit is onderdeel van het ‘Golden Shield Project’ dat het Chinese internet sinds 2003 registreert en censureert. Westerse bedrijven als Google en Facebook worden van het Chinese internet geweerd.

Achter de digitale muur heeft China jarenlang eigen technologieplatformen ontwikkeld. Die rivaliseren nu met de platformen in het Amerikaanse Silicon Valley. Een paar jaar geleden kon de Chinese e-commerce groep Alibaba nog worden vergeleken met Amazon; de Chinese zoekmachine Baidu met Google en de Chinese instant messenger Tencent met WhatsApp.

Tegenwoordig kopiëren zij geen westerse bedrijven meer maar zijn ze geëvolueerd tot innovatieve ecosystemen met een scala aan producten en diensten. Neem het gebruik van mobiele betalingen. Afgelopen zomer zag ik hoe zelfs in het Chinese binnenland in restaurants werd betaald met QR-codes op de telefoon. Lieten mijn Nederlandse betaalpassen het afweten, dan keek de bediening mij verbaasd aan: ik kon toch mijn telefoon gebruiken?

Chinese superapps

Met de Chinese superapps kun je games spelen, restaurants boeken, taxi’s bestellen, deelfietsen gebruiken en zelfs investeringen doen. De grote drie internetplatformen, afgekort tot BAT, richten zich inmiddels ook op zelfrijdende auto’s, slimme steden en innovatie in de gezondheidszorg. De Chinese taxidienst DiDi is meer waard dan Uber.

Het omstreden Huawei maakt chips, legt telecommunicatie-infrastructuur aan en produceert telefoons. Geen Amerikaans bedrijf kan al die dingen tegelijk doen. Meituan-Dianping is, anders dan zijn Amerikaanse voorbeeld Groupon, wél uitgegroeid tot een succesvol voedsel- en retailplatform.

Chinese bedrijven pionieren in de toepassing van kunstmatige intelligentie. Verzekeraar Ping An past het op allerlei processen toe, ByteDance bij de selectie van video’s en muziek in gepersonaliseerde feeds. iFlyTek is een leider op het gebied van spraakherkenning.

Anders dan Rusland heeft China wél de mogelijkheid om de wereldleider in kunstmatige intelligentie te worden. Daartoe heeft de overheid een ambitieus plan gelanceerd; in 2030 moet het land op alle domeinen van kunstmatige intelligentie de meest geavanceerde zijn.

Nepnieuws in India

Ten slotte moeten we de blik op India richten. Lang leek dit democratische land het internet open te houden voor westerse bedrijven, maar daar komt nu verandering in. De regering is bezig met een wet die bedrijven als Facebook en Twitter zal verplichten om verschillende soorten berichten (oa. haatdragend en misleidend) te verwijderen.

Ook worden deze bedrijven verplicht om via automatische screening middelen in te zetten die ‘onwettige informatie of content’ blokkeren. Deel van de aanleiding is lokale onrust. Al enige tijd gaat er met name op WhatsApp nepnieuws rond over mensen, veelal gewone burgers, die betrokken zouden zijn bij kinderontvoering en orgaandiefstal. Dit heeft al geleid tot lynchpartijen.

De nieuwe wet past binnen een grotere trend waarin de Indiase overheid via internet grip probeert te krijgen op de samenleving. Zo stimuleert de overheid mobiel betalen omdat het geldstromen transparanter maakt – en dus ook het innen van belasting vergemakkelijkt. En werkt het al tien jaar aan het zogenoemde Aadhaarsysteem, met de vingerafdrukken en irisscans van bijna alle Indiërs het grootste biometrische systeem in de wereld. Het dient als een interface, een toegangspoort waarmee burgers pensioenen, subsidies en zorg kunnen ontvangen en allerlei betalingen kunnen doen.

Intussen spreken Indiase politici zich uit tegen wat zij „tech kolonisatie” noemen. Tot 1947 was India een kolonie van de Britten; nu beoefenen Amerikaanse technologiebedrijven een vorm van digitale kolonisering. Daarom probeert India via nieuwe wetgeving lokale spelers als het grootste 4G netwerk Reliance Jio te bevoordelen. En het Amerikaanse Walmart mag dan vorig jaar nog het Indiase e-commercebedrijf Flipkart hebben overgenomen, recente wetgeving maakt het moeilijker voor de Amerikaanse retailgigant hier de vruchten van te plukken.

Democratie en globalisering

De conclusie: het internet is niet simpelweg een open ruimte die democratie en globalisering bevordert. Dat was het oorspronkelijke beeld van het internet, mooi verwoord in de Declaration of the Independence of Cyberspace, een Amerikaans manifest uit 1996. Dat beeld werkte ook nog door tijdens de Arabische lente.

Inmiddels weten we dat het anders ligt. Actoren die offline sterk zijn (zoals de Russische en Chinese overheid) kunnen die kracht ook online inzetten. Of anders gezegd, in plaats van een mondiaal internet kunnen we beter spreken van een ‘splinternet’.

Een andere, belangrijke conclusie: in plaats van alleen de offline wereld te weerspiegelen, creëert de digitale wereld ook een geheel nieuwe orde, met een eigen architectuur. De Amerikaanse techniekfilosoof en schrijver Benjamin Bratton gebruikt hiervoor de metafoor van de ‘Stack’; op elkaar gestapelde hardware, netwerken, dataopslag in de cloud, software, intelligente algoritmes, consumentenproducten en hun interfaces. En op die lagen vindt een strijd om de macht plaats.

Amazon en Microsoft maken de dienst uit bij clouddiensten; Google is heel goed in software en algoritmes; Apple blinkt uit in consumentenproducten. Facebooks Oculus Rift richt zich op het oog, Amazons Alexa en Apples Siri op de stem.

Eigen alternatieven

Intussen ontwikkelen landen als Rusland, China en India eigen alternatieven. En dat niet alleen, ook bouwen bedrijven en overheden aan een „accidentele supercomputer” die al die lagen met elkaar verbindt. Niemand weet nog hoe die bestuurd gaat worden of waar de risico’s liggen.

Amerika meent dat de risico’s vooral bij Chinese hardware en netwerken liggen; Amerika’s bondgenoten moeten daarom bedrijven als Huawei weren bij de uitrol van 5G-netwerken. Australië, Nieuw-Zeeland en Canada gaan daar ver in mee, maar Europese landen zijn (nog) niet overtuigd.

Aan de andere kant: in Londen staan slimme camera’s van het Chinese Hikvision op de hoeken van vele straten. Worden deze beelden ook naar China verstuurd?

Rusland manipuleert met behulp van algoritmes de digitale diensten van Facebook en Twitter. Mogelijk zijn er risico’s op het gebied van consumentenproducten.

Het internet is al lang niet meer een onschuldige vrije ruimte. Dat weten ze in andere delen van de wereld veel langer dan wij. Daar spreken ze van ‘technologische kolonisatie’ en ‘internetsoevereiniteit’.

We kunnen de ontwikkelingen niet aan de markt overlaten. We moeten risico’s op alle lagen van het internet in kaart brengen en moeten op Europees niveau meer en beter samenwerken.

Ten slotte moeten we inzetten op de volgende golf van digitale technologie. In Nederland werkt men aan een strategie voor kunstmatige intelligentie; in Brussel heeft men daar al een Europees plan voor gepresenteerd. Het zijn stappen in de goede richting. Laten we er deze keer wel vroeg bij zijn. Anders wordt Europa in de 21ste eeuw gekoloniseerd.

Share