Kunstmatige intelligentie (artificial intelligence, AI) boezemt angst in. AI geeft macht aan een paar enorme bedrijven in Silicon Valley. Aan landen als Amerika en China die vooroplopen. En aan algoritmen die menselijke keuzevrijheid onder druk zetten. Die angst is legitiem, maar een blik op de geschiedenis van technologie biedt ons een optimistischer scenario.
Technologische revoluties hebben ook in vroeger jaren bepaalde bedrijven veel macht gegeven. Denk aan General Electric ten tijde van de elektrificatie, ‘robber barons’ als Cornelis Vanderbilt en Jay Gould tijdens de opkomst van de spoorwegen en de Big Three van Detroit – Ford, General Motors en Chrysler – ten tijde van de opmars van de auto. Daarnaast vergrootten landen als Engeland, Amerika en Duitsland hun macht door de toepassing van deze technologieën. En ook toen bestond de angst dat machines de mensheid zouden domineren. Charlie Chaplins film Modern Times is daar een mooi voorbeeld van.
Toch zijn al deze zorgen op termijn verdwenen. Hoe is dat gebeurd? Allereerst door een proces van ‘commodificatie’: de techniek werd minder uniek en steeds meer partijen leerden het te kopiëren. Nadat eerst alleen grote bedrijven generatoren in de tuin hadden staan, werden landelijke elektriciteits netwerken aangelegd. Japanse en Europese auto makers ondermijnden vanaf de jaren zeventig de oligarchische macht van Detroit. Daarnaast verschoof de waardencreatie van de technologiebedrijven met de tijd naar nieuwe domeinen van de economie. Denk aan huishoudelijke apparaten als de was machine, de broodrooster en de magnetron – mede mogelijk gemaakt door de elektrificatie. Aan de verandering van woningen en stedelijke gebieden van restaurants, pretparken en grote winkelcentra buiten de stad als gevolg van de opmars van de auto. Tot slot speelde ook de overheid een belangrijke rol in het toegankelijk maken van nieuwe technologie en. De Rural Electrification Act in 1936 bracht elektriciteit bijvoorbeeld naar het Amerikaanse platteland. En schandalen in de autoindustrie zorgden voor strengere wetgeving op het gebied van veiligheid.
Wat betekent dit voor AI? Net als elektriciteit, de trein en de auto geeft het aanvankelijk vooral macht aan de groepen die het gebruiken. Maar verschillende factoren zullen er eveneens voor zorgen dat kunstmatige intelligentie uiteindelijk voor iedereen toegankelijk zal zijn. Het elektriciteitsnetwerk vormt misschien wel de beste analogie. Daar zijn nog steeds machtsverschillen te zien. Maar ook al beschikken sommige partijen over geavanceerde kerncentrales, toch heeft het gros van de mensen toegang tot elektriciteit. Zij gebruiken het voor apparaten die hun dagelijks leven prettiger maken. Het spannendste aan AI kunnen we ons dan ook nog niet goed voorstellen. Dat zullen de verschillende toepassingen zijn van kunstmatige intelligentie in ons dagelijks leven.
Eerder verschenen in Lichtkogel nr 2, 2018, p. 20-23. Lichtkogel is een uitgave van Rijkswaterstaat.