Democratie wordt altijd gevormd in een lokale context met een eigen historie.
Vijfentwintig jaar geleden stortten met de val van de Muur de communistische regimes in Oost-Europa in en twee jaar later uiteindelijk ook de Sovjet-Unie. Er heerste een besef dat er iets groters was gebeurd dan de overwinning op een vijand. Al snel werd het gezien als de overwinning van een reeks idealen: de vrije markt, het liberalisme en de democratie. Het geloof ontstond dat democratie iets onvermijdelijks is, wat de denker Francis Fukuyama beschreef als ‘het einde van de geschiedenis’, waarin iedereen als gelijke wordt erkend. Naast Oost-Europa hebben wij de afgelopen vijfentwintig jaar meerdere gevallen van succesvolle democratisering gezien. Maar de laatste jaren heeft geloof in de opmars van democratie naïeve trekken gekregen.
Vier overtuigingen over de kracht van democratie worden nu op de proef gesteld.
1. De veronderstelling dat een volk dat tegen een tiran opstaat, streeft naar democratische en liberale rechten. Maar de Arabische lente verliep niet als de val van de Muur. In Egypte richtten burgers zich op islamistische partijen als de Moslimbroederschap. Uit het verzet tegen Assad in Syrië, ontstond IS met haar radicale anti-democratische and anti-liberale ideologie.
2. Informatie- en communicatietechnologie als democratisch instrument tegen autoriteit. Maar de overheden van Iran en Rusland konden ICT juist als middel voor centralisatie gebruiken. Rusland dwingt internetbedrijven om alle informatie over Russische gebruikers lokaal op te slaan. Onthullingen over de NSA hebben laten zien dat ook westerse regeringen ICT kunnen gebruiken voor spionage waarvan de Orwelliaanse Stasi alleen maar kon dromen.
3. Een volk zal zijn eenmaal verworven vrijheden niet makkelijk kwijtraken. Maar de democratisering van Rusland wordt meer en meer teruggedraaid onder een centraal regime met conservatieve en zelfs nationalistische waarden die de vrijheid van burgers inperken.
4. Er bestaat een verband tussen democratie en economische groei. Maar sinds 2008 kampt het westen met economische stagnatie. De meest dynamische bron van groei in de wereldeconomie is het ondemocratische China dat zonder het Sovjetmodel te volgen een beter groeimodel dan het westen lijkt te hebben.
Toch zijn de radicale islam en zelfs het Chinese wonder geen ideologische alternatieven voor democratie. De belangrijke les is dat wij minder moeten geloven in universeel exporteerbare ideologieën, welke dan ook. Democratie wordt altijd gevormd in een lokale context met een eigen historie. Daar moeten we meer aandacht voor hebben.
Menig leider benijdt de groei van China. Dit staatsgeleide kapitalisme is echter geen model dat geëxporteerd kan worden, maar steunt op een millenniaoude lokale traditie. China werd in 221 voor Christus voor het eerst verenigd en heeft sindsdien een formidabel staatsapparaat. Succesvol staatsgeleid kapitalisme kennen we, behalve in China, alleen in Oost-Aziatische landen als Japan, Taiwan en Zuid-Korea met dezelfde traditie. Een minder capabele staat in Afrika of Latijns-Amerika zal met dit model de economie te gronde richten.
Als we het terugdraaien van de democratisering in Rusland sinds de jaren ‘90 willen begrijpen, moeten wij beseffen hoe die periode door Russen werd ervaren. Waar wij vrijheid zagen, zagen zij economische crisis, chaos en plundering door oligarchen. De Russen geloven niet per se minder in democratie, maar Poetins centralisatie vormt wel een antwoord op die problemen. De Russen herinneren de jaren ‘90 als een tijd van zwakte en vernedering. Wat voor ons reden tot viering was, de instorting van de Sovjet-Unie, noemde Poetin „de grootste ramp van de 20e eeuw”.
De zwakte van andere vormen van politieke representatie draagt bij aan de opkomst van islamisme in het Midden-Oosten. Tot recent was de militaire dictatuur, gepersonifieerd door leiders als Saddam, Gadaffi, Mubarak en Assad, het bestuursmodel van veel Arabische landen. Nu blijken islamisme, maar ook tribale en etnische verbanden de sterkste bronnen van binding te zijn in een gebied waarin geen georganiseerde democratische oppositie werd getolereerd. Etnische en religieuze identiteiten kunnen potentieel ook de grenzen van Arabische landen aantasten, die goeddeels na de Eerste Wereldoorlog door het Westen zijn getrokken. Die zwakte van de natiestaat draagt bij aan de gebrekkige democratisering van het Midden-Oosten.
ICT is niet zonder meer een instrument van democratisering. Sterk georganiseerde partijen in de fysieke wereld, zoals de overheden van Iran, Rusland en die in het Westen, kunnen zich ook digitaal sterk manifesteren.
Er is in de laatste vijfentwintig jaar geen alternatief voor de democratie opgekomen, maar een geloof in de universele export ervan is naïef. Als we de geschiedenis negeren, zal ze ons verrassen met haar wraak.