NRC: Braziliaanse onrust is juist teken dat het beter gaat

Slechte zorg, mooie stadions. WK laat Brazilianen ruiken aan staat die wél iets kan.

Voetbal verenigt Brazilianen in een bijna religieuze toewijding. In dit land van sociale ongelijkheid, is deze sport toegankelijk voor iedereen. Terwijl voor velen carrièrepaden onbereikbaar zijn, hebben arme jongeren de droom om het met talent en hard werk in het voetbal te maken.

Des te verrassender dat er zo veel protest tegen het WK was. Het begon in 2013 in reactie op prijsstijgingen in het openbaar vervoer. Van daaruit ontstond een golf van protest: tegen corruptie en andere gebrekkige voorzieningen als onderwijs en zorg. Uiteindelijk ook tegen het voetbal, het enige waar alle Brazilianen zonder reserve van houden. Commentatoren wijzen naar de armoede in de favela’s en de zwakke economie. Van een spectaculaire zeven-en-een-half procent in 2010 viel de groei de laatste jaren terug naar één à twee procent, terwijl de kosten voor levensonderhoud stijgen. Dit WK, wat met geschatte overheidsuitgaven van 11 miljard dollar het duurste WK ooit is, trekt kapitaal weg van veel essentiëlere zaken.

Toch verklaren armoede en zwakke groei niet waarom het juist nu tot massaal protest komt. De overheid functioneert inderdaad niet goed, maar zij heeft altijd op deze manier gefunctioneerd. In Brazilië behoren corruptieschandalen en slechte voorzieningen tot de normale gang van zaken en velen geloven dat de elite boven de wet staat. Sinds de jaren tachtig is zwakke groei eerder regel dan uitzondering in dit land dat veel economische crises heeft meegemaakt. Waarom breekt nu dan dit protest uit?

Frappant is dat in het laatste decennium de overheid juist vooruitgang heeft geboekt. Arme mensen krijgen geld wanneer zij hun kinderen laten inenten en naar school sturen. Sinds de regerende partij onder Lula da Silva in 2002 aan de macht kwam, zijn ruim veertig miljoen mensen boven de armoedegrens uitgetild. Onder de huidige president, Dilma Rousseff, verschijnen voor het eerst hooggeplaatste politici voor het gerecht. Juist nu de Braziliaanse overheid eindelijk vooruitgang boekt, komt de bevolking er massaal tegen in opstand. Hoe kan dat?

Deze paradox werd ook opgemerkt door de filosoof Alexis de Tocqueville in zijn studie van de Franse Revolutie. In de jaren voorafgaand aan die revolutie ging het niet slecht, maar functioneerde volgens hem de overheid juist goed en was er sterke economische groei. Maar dit zorgde ervoor dat de bevolking zich realiseerde dat de sociale orde niet onveranderlijk was. De ervaring van verbetering leidde tot stijgende verwachtingen, die uiteindelijk uitmondde in de revolutie tegen de overheid.

Hetzelfde gebeurt nu in Brazilië. Tot voor kort bestond het land voornamelijk uit een strikt gescheiden boven- en onderklasse. De bovenklasse profiteerde van de status quo, terwijl de onderklasse niet geloofde dat het anders kon. Door de economische groei, is daar in het laatste decennium een grote middenklasse aan toegevoegd. Die zag dat de eigen situatie kan verbeteren en stelt daarom meer eisen aan de overheid. In contrast met het fatalisme van de oude onderklasse, legt zij zich niet neer bij corruptie en verspilling.

Ik hoorde van een Braziliaan dat zij niet alleen boos zijn over de verspilling van middelen aan het WK, maar ook over het succes van de bouwprojecten. Gebrekkige infrastructuur, zoals de vorige week ingestorte brug, zijn ze gewend. Maar zij zien dat de overheid blijkbaar ook in staat is om stadions volgens FIFA-standaarden te maken. Waarom is zij dan niet in staat geweest om wereldklasse scholen en ziekenhuizen te bouwen?

Wanneer het WK voorbij is, kunnen we verwachten dat mensen de straat weer op gaan, want in oktober vinden presidentsverkiezingen plaats. De populariteit van zittend president Rousseff is volgens de opiniepeilingen sinds de protesten teruggezakt, maar geen van haar opponenten heeft daar vooralsnog sterk van kunnen profiteren. Voor haar onderwijsbeleid heeft zij de protesten zelfs aangegrepen om hervormingen door het parlement te drukken.

Dat economische groei tot stijgende verwachtingen leidt en vervolgens tot protest, zien we ook in andere opkomende landen. Premier Erdogans regering heeft sinds 2003 een mondige middenklasse in Turkije gecreëerd die zich meer en meer tegen hem keert. In India komt vrouwenmishandeling regelmatig voor, maar dat dit de laatste tijd tot grootschalige protesten leidt, betekent dat mensen hun fatalisme doorbreken en geloven dat het beter kan.

Een regering die groei realiseert, hoeft niet automatisch op een tevreden bevolking te rekenen. Net als in de westerse geschiedenis, zal aanhoudende druk van sociale bewegingen nodig zijn om uiteindelijk een eerlijke en verantwoordelijke overheid te krijgen. Dat is een lang traject en het zal daarom in Brazilië nog niet afgerond zijn als wij in 2016 allemaal terugkomen voor de Olympische Spelen.

(Geschreven met Peter van Rooyen en Frank Botman, respectievelijk chief investment officer en chief executive officer van investeringsmaatschappij Dasym).

Share