NRC: Corona toont hoe wij door duizend draadjes met elkaar verbonden zijn

De coronacrisis verandert onze ideeën over individualiteit en vrijheid, over fysiek en virtueel. Maar hóe precies – dat blijft gissen.

Met mijn partner maak ik ’s avonds een wandeling door de buurt. Even wat buitenlucht als de kans op contact met anderen klein is. Twee mensen, die aan de overkant van de straat lopen, steken plotseling over. We schrikken en als in een reflex steken ook wij snel over. Ons „Goedendag” klinkt ongemakkelijk.

Ik realiseer mij hoezeer mijn perceptie van mijn omgeving is veranderd door de coronacrisis. De mensen, maar ook deurknoppen en fietsen zie ik opeens als bron van gevaar. En als ik kuch, denk ik: of ben ik het zelf?

Duidelijk is dat nu veel verandert, maar hoe? We zijn slecht in het voorspellen van de toekomst. Scenario’s van begin jaren zestig toonden nieuwe gadgets in huis, maar lieten moeder in de keuken en vader met een sigaar in de huiskamer. Nieuwe normen en ander gedrag zijn het moeilijkst te voorspellen. Maar misschien kunnen we filosoferend een glimp van de toekomst opvangen.

Het doet me denken aan de eerste onwerkelijke dagen na ‘11 september’ of in de financiële crisis van 2008. Bij het beklemmende gevoel van nu hoort dat onze notie van individualiteit onder het vergrootglas lijkt te liggen.

Descartes

De moderne westerse samenleving is gebouwd op het vrije individu, het subject dat zich, zoals Descartes droomde, heeft losgemaakt van de wereld en autonoom het eigen leven inricht. Als consument hadden we via het internet de hele wereld frictieloos tot onze beschikking. En we bewegen ons door de wereld met oordopjes in en alleen aandacht voor onze telefoon, eilanden in de oceaan.

Dat verandert nu. We zijn teruggeworpen op elkaar en zullen meer van elkaar moeten tolereren. Thuis betekent nu minder privacy, minder bewegingsruimte. Maar ik denk ook dat veel mensen elkaar herontdekken. Partners, families, huisgenoten hervinden het directe contact.

Het autonome subject wordt teruggeworpen op het lichaam dat het bewoont, dat er altijd was, maar waar we vaak weinig aandacht aan gaven. We realiseren ons nu bruut dat wij lichamen zijn die met elkaar verweven zijn, via onze ademhaling en alles wat wij aanraken: de vele objecten in de openbare ruimte waar wij dagelijks achteloos contact mee maken. Duizenden draadjes verbinden ons.

Verwijtbaar

Zo roept het virus ook vragen op over individuele verantwoordelijkheid. Enerzijds wordt die veel groter. Wij dienen richtlijnen strikt te volgen en die verantwoordelijkheid niet nemen is verwijtbaar. Maar hoewel we veel kunnen doen om de verspreiding van het virus tegen te gaan, is totale individuele verantwoordelijkheid een illusie. Via een van die duizenden draadjes kun je toch besmet raken. Maar dit dwingt ons juist richting een radicale vorm van solidariteit, respect voor ieders kwetsbaarheid.

Dit nieuwe besef van kwetsbare lichamelijkheid is zelf weer een bron van angst. Als reactie vluchten we juist weer het virtuele in. Via de digitale infrastructuur kunnen we lichamelijk contact vermijden. Netflix in plaats van de bioscoop, videoconferencing in plaats van een vergadering, bezorgdienst in plaats van restaurant. Mijn colleges aan de VU gaan online.

Hybride

De scheiding van fysiek en virtueel is niet absoluut; ze zijn hybride. Die webwinkel en bezorgdienst kunnen natuurlijk niet zonder mensen in keukens of distributiecentra Maar ik vraag me af of deze crisis een impuls geeft om zulk werk in de toekomst nog verder te digitaliseren. Meer robots in sorteercentra, zelfrijdende voertuigen, en ook meer zelfmonitoring en gezondheidszorg of medicijnenverstrekking ‘op afstand’?

De website Pornhub geeft gratis premium toegang aan mensen in quarantaine. Intussen vraag ik me af hoe het eraan toe gaat op een ander hybride domein: ik kan me voorstellen dat het rustig is op Tinder en Grindr. Het vooruitzicht van contact is opeens beangstigend. Of zullen alleenstaanden elkaar nu juist opzoeken? En op welke manier? Misschien dat sommigen heroïek ervaren door samen een risico te nemen. Of gebeurt iets anders? Ik zag een tweet van een vrouw die zich verheugde op de terugkeer van de hofmakerij: „Now, write me a poem!”. Poëzie schrijven en wekenlang chatten zonder vooruitzicht op een echte ontmoeting. Misschien bloeit de platonische liefde wel op.

Deze vorm van ‘liefde via het woord’ toont ook hoe virtueel en fysiek door elkaar kunnen lopen. Het woord heeft altijd iets virtueels gehad. Het is niet materieel van aard en kan door ruimte en tijd bewegen via boeken of het internet. En tegelijkertijd kan het iets heel lijfelijks hebben. Daarom zeggen we dat we door een gesprek of gedicht geraakt kunnen worden. Dat is de intimiteit van het woord die in deze tijden veel kan betekenen. Dat geldt misschien zelfs voor een klungelig „goedenavond”.

Zo ontstaan in deze crisis allerlei nieuwe relaties tussen ons fysieke en virtuele bestaan. En zal het autonome subject plaats moeten maken voor een meer verbonden idee van onszelf.

Share