Azië

“Wij zijn eraan gewend dat het Oosten producten exporteert. Wij zullen nog moeten wennen aan de export van ideeën uit het Oosten”

Internationale betrekkingen China en Rusland presenteren zich als trouwe partners. Maar ze hebben vaak tegengestelde belangen. De huidige situatie lijkt op die van de jaren vijftig, analyseert .

Een trein brengt Russisch hout de grens met China over.Justin Jin/ANP 

Als er gewapend conflict met Rusland ontstaat, zal China het land dan steunen? Xi Jinping en Vladimir Poetin presenteerden net voor de Olympische Winterspelen een belangrijke verklaring die daar inzicht in lijkt te geven. Daarin stond dat de banden tussen de twee landen sinds de jaren vijftig niet meer zó goed geweest zijn en dat hun samenwerking geen grenzen kent. Projecten op het gebied van energie werden aangekondigd en vooral belangrijk was dat Rusland China’s beleid ten aanzien van Taiwan onderschrijft, terwijl China steun betuigt aan de kritiek op expansie van de NAVO.

Hebben we hier te maken met een anti-westerse alliantie tussen twee grootmachten?

De geopolitieke realiteit drijft beide landen natuurlijk al langer naar elkaar toe. Xi Jinpings eerste internationale bezoek was aan Poetin en in 2014 kondigde die laatste een ‘pivot to Asia’ aan, een draai naar Azië. De realiteit is dat de door de Verenigde Staten geleide wereldorde de grootste geopolitieke uitdaging voor beide landen is. Beide landen zijn sterk genoeg om zich daartegen te verzetten, maar zijn op zichzelf geen gelijke van de VS. Die logica drijft ze in elkaars armen en omdat het voor hen om de grootste dreiging gaat, zal geen sanctie of toenadering die verbinding ondermijnen.

Energie

Maar de situatie is veel complexer. Want China en Rusland hebben ook de nodige onderlinge spanningen.

Neem de samenwerking op het gebied van energie. Op het eerste gezicht is het logisch dat energiegigant Rusland leverancier is van het energiehongerige China. Tegelijkertijd hebben beide landen grote energiecontracten met andere landen en botsen zij onderling over de prijs van energie. Rusland is de laatste jaren gedwongen om te tonen dat het economische partners heeft en deed daarvoor belangrijke concessies in prijs aan China. Veel met bravoure aangekondigde projecten gaan ook niet door. Na energie is hout het belangrijkste exportproduct van Rusland naar China. Ondanks grote ambities is er economisch niet veel samenwerking tussen de landen op meer geavanceerde terreinen.

Echte spanning is er rond landen in de regio. Rusland beschouwt voormalige Sovjet-republieken zoals in Centraal-Azië als zijn ‘near abroad’. In de loop der jaren heeft China echter sterke banden met die landen ontwikkeld en heeft het pijpleidingen naar de regio aangelegd. Rusland verliest hier invloed aan China.

Dat geldt ook voor Oekraïne. China koopt veel voedsel van het land en wilde een aantal jaar geleden een Oekraïens defensiebedrijf overnemen. Dat is door de VS verhinderd, maar het was ook voor Rusland een problematische deal.


Wat zit er achter deze spanningen? De uiteindelijke bron daarvoor is simpel. Het gaat hier om twee grote en sterke staten die aan elkaar grenzen. Macht en expansie van de een is daarmee direct een probleem voor de ander.
De onderlinge spanningen reiken zelfs tot aan het grondgebied van de twee landen. In de negentiende eeuw veroverde Rusland land in Azië, in een tijd dat China verzwakt was. Veel Chinezen beschouwen delen van Rusland als Chinees. Chinese migranten en bedrijven zijn al erg actief zijn in Aziatisch Rusland, wat daar weer tot ‘sinofobie’ leidt.

Op voet van oorlog

Hun relatie is daarom afhankelijk van hun onderlinge machtsverhoudingen. Die relatie was goed in de jaren vijftig omdat de Chinese Communistische Partij net aan de macht was gekomen in het land en het had hulp nodig van Sovjet-broeders. Toen de verhoudingen veranderden, werd de relatie slechter. Zo slecht zelfs dat de twee landen in de Koude Oorlog op voet van oorlog met elkaar stonden en in de jaren zeventig Henry Kissinger en Richard Nixon China uit de invloedssfeer van Moskou wisten los te maken.

In zekere zin lijkt de huidige situatie op die van de jaren vijftig, maar dan omgekeerd. Nu is het Rusland dat sinds de dramatische jaren negentig aan het opklimmen is en China hulp kan bieden. Maar naarmate beide landen zich verder ontwikkelen, zullen de onderlinge spanningen ook weer verder toenemen.

Dat is nu al zichtbaar. Om de machtsongelijkheid met China in evenwicht te brengen, ontwikkelt Rusland sterkere banden met landen in de regio waarmee China op gespannen voet staat. Rusland verkoopt bijvoorbeeld meer wapens aan India dan aan China. Met Japan ontwikkelt Rusland een energie-infrastructuur om niet te afhankelijk van China te worden. En met Vietnam, China’s sterkste opponent in Zuidoost-Azië, werkt Rusland ook steeds meer samen.

Op de lange termijn zullen de twee landen verder uit elkaar groeien. Mogelijk biedt dat ons ooit de kans om de zwakste van de twee, nu Rusland, los te maken van China, zoals in de jaren zeventig gebeurde. Maar daar is nog lang geen sprake van.

Sancties

Op de korte termijn moeten we ons bewust zijn van de onderlinge spanningen en daarop inspelen. Om de relatie met Europa niet te verslechteren wilde China Oekraïne niet in de recente verklaring opnemen. De VS en de EU doen er verstandig aan om in te spelen op deze grens aan Chinese steun voor Rusland. Dat kan door duidelijk te maken dat er sancties op China komen als het rode lijnen in de steun aan Rusland overschrijdt. Ook kunnen de onderlinge spanningen vergroot worden. Door bijvoorbeeld in de voormalige Sovjet-regio samenwerking met China voor te stellen en zo druk op Rusland te zetten.

Rusland en China presenteren zich als partners. Maar een Sino-Russisch blok hoeven we niet te vrezen. En dat biedt mogelijkheden in deze gevaarlijke tijd.

NRC: Zo hecht is die band tussen China en Rusland niet Meer lezen »

Op televisie en bij politici is weinig aandacht voor het buitenland, en als dat er wel is, mag het niet te ingewikkeld zijn.  ziet desinteresse en arrogantie.

Mensen vanaf een bepaalde leeftijd herinneren zich De Vakantieman. Dat was een televisieprogramma in de jaren negentig dat werd gepresenteerd door Frits Bom. Het was een vermakelijk inkijkje in het vakantieleven van Nederlanders met slagzinnen als „Vakantieman, gezellig, hè?” en „Vakantieman, ben ik al bruin?” Vooral vermakelijk was een van de vaste onderdelen van het programma. Vakantiegangers werd dan een wereldkaart getoond en gevraagd om aan te wijzen waar ze op dat moment waren. Dat ging bijna altijd fout. Zo werd de Middellandse Zee bijvoorbeeld aangewezen als het meer waar iemands Hongaarse camping aan lag.

Af en toe moet ik aan De Vakantieman terugdenken, als ik naar talkshows of andere gesprekken op de Nederlandse televisie kijk. Wat ik me dan realiseer is dat het tegenwoordig veel treuriger gesteld is met de wereldkaart: we weten namelijk niet eens waar Nederland ligt.

Dat bedoel ik niet letterlijk. Wat ik hiermee wil zeggen is dat er een bijzonder armzalig beeld van het buitenland heerst in een groot deel van onze publieke ruimte. Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen overal. Er zijn mooie documentaires over landen als China en Iran en veel lezers van kranten informeren zich serieus over de wereld. Maar in de publieke ruimte, in het bijzonder op de televisie en in de politiek, zie ik een trend die groot genoeg is om serieus alarm over te slaan.

En als we dat tij niet keren, komt een gekoesterd zelfbeeld, dat van de internationaal georiënteerde Nederlander, op het spel te staan. Dat beeld bestaat al decennia en het wordt gebruikt om ons van andere landen te onderscheiden. Nederland is een klein land en daarom moeten we naar buiten kijken en onze vreemde talen leren. Duitsers doen dat niet en Fransen en Zuid-Europeanen zijn arrogant over hun eigen cultuur, is het idee. Nederlanders niet.

Een blik op de publieke ruimte doet echter vermoeden dat wij de arrogante naar binnen gekeerde mensen zijn.

Twee categorieën berichten over België

Een voorbeeld. Recent trad een journalist bij een talkshow op als expert over de Verenigde Staten. Hij moest op een bepaald moment iets technisch uitleggen en zei vervolgens snel „excuses voor het zapmomentje”. Een zapmomentje? Het ging om zijn uitleg van het Amerikaanse politieke systeem Kunnen kijkers dat niet aan? Zou het kunnen dat mediamakers echt denken dat het zo slecht is gesteld met de aandachtsspanne van kijkers?

We zien dit terugkeren in de berichtgeving over allerlei landen. Laten we eerst dichtbij huis beginnen. België is ons buurland, we verstaan de taal van een groot deel van de bevolking en het is een belangrijke handelspartner. Hoeveel serieuze aandacht wordt er geschonken aan het land in de media? Wanneer was het laatste diepgaande item erover op de Nederlandse televisie? Die gebrekkige aandacht blijft niet zonder gevolgen. Hoeveel mensen weten de naam van de premier van dit meest nabije buurland?

Er is natuurlijk wel berichtgeving over België. Het zou interessant zijn om daar onderzoek naar te doen, maar anekdotisch herken ik twee categorieën berichten over België. De eerste gaat over alles wat er in het land misgaat. Deze berichtgeving bevestigt het klassieke beeld van de Belgenmop. De tweede categorie kun je „zelfs België” noemen. In dat geval vernederen wij Nederland door aan te geven dat iets in België beter is geregeld dan bij ons. Dit was bijvoorbeeld het nieuws toen zelfs België een app had waarmee mensen zich voor niet gebruikte vaccins bij hun huisarts konden aanmelden.

Misschien is deze houding ten opzichte van België nog te begrijpen. De theorie van asymmetrie in internationale betrekkingen leert dat kleine landen met argusogen naar grotere landen kijken, terwijl grotere landen vaak ongevoelig of ondoordacht met kleinere landen omgaan. Dat verklaart misschien onze omgang met onze zuiderburen. Maar we zien hetzelfde patroon in relatie tot grotere landen.

Duitsland is de enige regionale grootmacht die zonder hoge prijs door buurlanden genegeerd kan worden

Duitsers kan vergeven worden niet heel veel aandacht te hebben voor Nederland, maar omgekeerd is Duitsland voor ons de nabije gigant waarvan je mag verwachten dat wij die minutieus in de gaten houden. Maar hoeveel aandacht is er voor het land? Ons grote buurland, de centrale speler in de Europese Unie, houdt in september nationale verkiezingen. Het kiest dan wie na ruim vijftien jaar Angela Merkel gaat vervangen als bondskanselier. Waar zijn de programma’s en discussies over die verkiezingen, over de voornaamste spelers en hun posities? Zou er in het parlement niet meer discussie over mogen zijn?

De situatie is nog veel erger voor landen verder weg op de kaart. Tot voor kort was er heel weinig aandacht voor China. Tegenwoordig is die groter, maar de teneur van de berichtgeving is eendimensionaal en simplistisch. De veroordeling prevaleert en er is een angstsfeer rondom alles wat het land betreft. Natuurlijk is er genoeg om kritiek op te hebben, zoals de schending van mensenrechten en het steeds assertievere buitenlandbeleid. Maar het lijkt nu vaak alsof er daarnaast niets meer over dat land te zeggen is. Dat is een bijzonder arm beeld van een land met meer dan een miljard inwoners, een fascinerende geschiedenis en een uiterst dynamische economie.

De politiek draagt bij aan dit zeer beperkte beeld. Groot was de verbazing en veroordeling toen China sancties aan Europa oplegde. Maar hoe verrassend is dit, als die volgen op sancties van de EU ten opzichte van China? Landen die zich niet minder voelen dan andere landen, betalen altijd met gelijke munt terug. Zo werkt internationale politiek. Naïef optimisme over China is misplaatst, maar het hysterische doemdenken dat nu heerst is dat evengoed. We hebben een complexer en meer realistisch beeld van China nodig.

Dit brengt ons bij de VS. Dit land krijgt gek genoeg wel volop aandacht. Het beleid van Biden, de tweets van Trump, een willekeurige mediahype; allemaal prime time in Nederlandse media. Je zou kunnen denken dat niet Duitsland, maar de VS ons buurland is.

Dat betekent niet dat wij goed over het land geïnformeerd worden. Een groepje journalisten zoals de genoemde talkshowgast legt ons in Jip en Janneketaal uit wat er in het land gebeurt en waakt voor ‘zapmomenten’. Die simplificatie gaat vaak gepaard met een toon van verbazing. Alsof de journalisten dompteurs zijn die ons uitleggen waar wij naar moeten kijken in ‘Circus Amerika’. Ook dit is niet bepaald de verhouding die past bij een buurland. Terugdenkend aan De Vakantieman lijkt Nederland een eiland van verbaasde toeschouwers ergens in de Atlantische Oceaan.

Als dit inderdaad een grote trend is in de publieke ruimte, wat verklaart dan deze desinteresse, ja zelfs arrogantie, richting het buitenland?

Het zal deels komen door onze geopolitieke veiligheid. Uniek voor ons deel van de wereldkaart is dat er geen andere staten in de buurt liggen die ons direct bedreigen. Duitsland is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een grote vriendelijke reus geworden, de enige regionale grootmacht die zonder hoge prijs door buurlanden genegeerd kan worden.

Ongetwijfeld hangt het ook samen met het opgeheven vingertje waar Nederland internationaal bekend om staat. Zonder interesse in de ander degenereert dat gemakkelijk in arrogantie en een gevoel van superioriteit.

Maar de belangrijkste oorzaak is waarschijnlijk de medialogica in de publieke sfeer. Televisieredacties zijn als de dood voor zapmomentjes en politici hebben kort de tijd om zich te profileren met controversiële stellingen op spannende onderwerpen.

Toch zou ik programmakers en politici willen oproepen om serieuzer aandacht voor het buitenland te hebben. Jullie taak gaat verder dan kijkcijfers. En misschien is de interesse van de burger groter dan jullie denken.

Moeite doen om anderen te begrijpen

Ik weet dat ik provoceer en het hier ongenuanceerd stel. Het kan ook elitair overkomen, maar dat is het niet. Het gaat mij in de eerste plaats niet om gebrekkige kennis. De oplossing is dan ook niet dat iedereen goed Frans moet kunnen spreken of dat meer mensen de Süddeutsche Zeitung zouden moeten lezen.

Er staat wat op het spel als wij langdurig een armoedig beeld van het buitenland krijgen voorgeschoteld. Niet alleen het zelfbeeld van de internationale Nederlander dat velen, denk ik, koesteren. Ook belangrijke waarden zijn in het geding. Moeite doen om anderen te begrijpen en pogen om het eigen leven te verrijken met andere gezichtspunten is voor een democratie van groot belang.

De Franse filosoof Bruno Latour heeft opgemerkt dat de woorden ‘demos’ en ‘demon’ een gemeenschappelijke wortel hebben in ‘da’, dat staat voor ‘verdelen’. De demon zorgt natuurlijk voor verdeling, maar iets vergelijkbaars geldt ook voor een politieke gemeenschap. Politiek is er niet in de eerste plaats omdat wij het met elkaar eens zijn, maar omdat wij van elkaar verschillen en onderling verdeeld zijn. In de huidige publieke ruimte gaat die verdeeldheid samen met veroordeling, afkeer en een arrogante houding naar de rest van de wereld. Wij zijn echter gebaat bij wat meer nieuwsgierigheid. Nederland is geen eiland. Nieuwsgierigheid is daarom nodig, juist richting anderen van wie wij verschillen.

NRC: Waar komt de Nederlandse desinteresse en arrogantie richting het buitenland vandaan? Meer lezen »

 

Verenigde Naties Velen hebben kritiek op de Verenigde Naties. Maar de organisatie is een belangrijke bouwsteen in een wereld van overlappende orden. Die breedte van de VN lijkt vooralsnog onvervangbaar, meent .

Het kunstwerk ‘The Knotted Gun’ bij het VN-hoofdkwartier in New York.Foto Mary Altaffer/AP 

‘De duivel was hier gisteren, hier op deze plek”, sprak de man. Voor het oog van de wereld maakte hij een kruisgebaar: „Vandaag ruik je de sulfer nog bij deze tafel waar ik nu voor sta. Gisteren, dames en heren, sprak vanaf deze plek de president van de Verenigde Staten, de man die ik de duivel noem, alsof hij de wereld bezit.”

De genoemde president was niet Donald Trump, maar George W. Bush. De spreker was de Venezolaanse leider Hugo Chavez, tijdens de jaarlijkse vergadering van de Verenigde Naties (VN) in 2006.

Ik moest vorige week weer aan deze dramatische speech denken. Ik was op het Brainwashfestival en keek naar een interview met Samantha Power, de Amerikaanse ambassadeur bij de VN tijdens de tweede termijn van president Obama. Toen hij aan de macht kwam, had Chavez gezegd dat het bij de VN niet meer naar zwavel rook, maar naar hoop. In het interview sprak Power ook over hoop. De door haar genoemde hoopvolle zaken van haar werk bij de VN, zoals de Irandeal, zijn inmiddels goeddeels teruggedraaid.

De VN bestaan deze week 75 jaar. Opgericht vlak na de Tweede Wereldoorlog om internationale vrede en veiligheid te garanderen. Sindsdien is er altijd kritiek geweest: de VN zijn bureaucratisch, ongeloofwaardig, er wordt alleen maar gepraat. Pijnlijke voorbeelden zijn de gefaalde missie in Bosnië en de besluiteloosheid over Syrië. Hoeveel reden is er vandaag de dag voor een jubileumfeestje? Een korte blik op het heden doet denken dat de fundamenten van de VN niet meer overeind staan. Laten we naar drie van die historische fundamenten kijken.

Veranderende wereldorde

1. De natiestaat: één land, één stem. Niet helemaal natuurlijk, want de permanente leden van de Veiligheidsraad zijn meer gelijk dan anderen. Maar over het algemeen bieden de VN ruimte voor elk land, hoe klein ook. Na de oprichting van de VN vielen de Europese koloniale rijken in rap tempo uiteen. In de 20ste eeuw groeide zo het aantal natiestaten dat tot de organisatie toetrad. In de jaren negentig, na de val van het Sovjet-rijk, kwamen er nog meer natiestaten bij.

In de 21ste eeuw echter, lijken andere ordeningsvormen belangrijker te worden. Van multilaterale organen als de VN, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank verschuift de focus naar bilaterale samenwerking, vaak langs regionale lijnen. ASEAN, AU, EEU, BRI, AIIB en RCEP en natuurlijk de EU zijn een paar afkortingen die die trend belichamen. Veel daarvan zijn vehikels voor regionale invloed voor machtige landen als Rusland (EEU) en China (BRI en RCEP). China in het bijzonder creëert schaduwinstituties naast de oude multilaterale organen en Chinese denkers als Zhao Tingyang propageren oude Chinese concepten van wereldorde als tianxia (‘alles onder de hemel’). Die passen niet bij een wereld van natiestaten.


De legitimiteit van technocratie staat tegenwoordig onder druk. Er is groot wantrouwen richting experts en dat groeit met de coronacrisis. Expertise wordt bovendien door verschillende landen gepolitiseerd. De VS politiseren de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en stellen dat China er te veel macht heeft. Landen als China en Rusland richten zich op technocratische VN-instituties als de International Telecommunication Union (ITU), om hun grip op het internet te vergroten.

2.Technocratie: bestuur door experts. Dat was een van de lessen van 1945. Politici en marktspelers hadden de wereld in chaos gestort. Rationeel onpartijdig bestuur moest de wereld repareren. Zo richtten de VN zich op zaken als armoedebestrijding, gezondheidszorg en telecomstandaarden om op technische wijze de wereld te verbeteren.

3. Pax Americana. Terwijl Amerika na de Eerste Wereldoorlog weifelde met de Volkerenbond, de voorloper van de VN, was het in 1945 capabel voor en bereid tot mondiaal leiderschap. Daartoe richtte het ook andere instituten op, zoals het IMF, de Wereldbank en de GATT, de voorloper van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

Die Amerikaanse orde staat tegenwoordig onder druk door opkomende landen maar ook is de rol van de VS veranderd; de architect van de wereldorde voelt zich er zelf niet meer in thuis. In zijn speech voor de VN vorig jaar zei president Trump: „De toekomst behoort toe aan patriotten, niet aan globalisten”.

Deze drie ontwikkelingen lijken het fundament onder instituties als de VN weg te slaan. Toch is het niet zo simpel. Het idee van een acute crisis berust op een te simpel beeld van internationale orde en misvattingen over hoe die zich ontwikkelt.

Wereldvoedselprogramma

Het klopt inderdaad dat er allerlei nieuwe regionale en bilaterale verbanden ontstaan en zelfs schaduwvarianten van bestaande organisaties. Toch is het frappant dat er geen schaduwvariant is van de Verenigde Naties. Het is nog steeds het enige legitieme forum dat bijna de hele wereld verenigt. Misschien dat de rol van andere instituties verandert of kleiner wordt, maar de breedte van de VN lijkt vooralsnog onvervangbaar.

Of neem de crisis van technocratie. Expertise heeft altijd een politieke kant gehad. De OESO bijvoorbeeld, traditioneel de economische organisatie van rijke industrielanden, is ooit opgericht om de Amerikaanse Marshallhulp aan Europa te organiseren en daarmee landen uit de Sovjet-sfeer te houden. Gaandeweg evolueerde ze tot een meer neutraal orgaan waarin kennis wordt uitgewisseld over economische vraagstukken.

Dat politisering nu zo in het oog springt, heeft te maken met veranderde internationale verhoudingen en de frictie die dat oplevert. Als een nieuw evenwicht wordt gevonden waarin opkomende landen een grotere rol hebben, zou het goed kunnen dat die frictie weer naar de achtergrond verdwijnt. Veel technocratie werkt bovendien nog erg goed. Niet voor niets won het Wereldvoedselprogramma van de VN dit jaar de Nobelprijs voor de Vrede.


Dat brengt ons bij de belangrijkste misvatting: het idee dat er een enkele wereldorde is, een enkele orde die op regels is gebaseerd en die al vijfenzeventig jaar lang bestaat. Veel denktanks en politici hebben het nu over de ‘
rules-based international order’ die door opkomende machten wordt uitgedaagd. Dat is misleidend. De politicoloog Alastair Iain Jonhston heeft laten zien dat die term een recente uitvinding is. Daarbij suggereert de term veel meer eenheid dan er in werkelijkheid is.De Pax Americana wordt ten slotte ook vaak te eendimensionaal voorgesteld. Het is zo dat Trumps confrontatie met multilaterale instituties heftig is, zeker qua toon. Tegelijkertijd heeft dit sterke en veilig gelegen land altijd moeite gehad met bindende internationale afspraken. Trumps kritiek op de WHO en globalisten past binnen een lange lijn die loopt van de Volkerenbond (voorgesteld door president Wilson en vervolgens door het Amerikaanse Congres afgewezen) naar het Kyoto Protocol en het Internationaal Gerechtshof waar de VS geen partij in is. Tijdens de Koude Oorlog beweerden Amerikanen ook dat de VN vooral de Sovjet-Unie hielp. In de woorden van een Amerikaanse bumpersticker: „You can’t spell communism without UN”.

Een belangrijk bouwsteen

Er hebben altijd hele verschillende orden naast elkaar bestaan. Denk aan defensie, politiek, handel en economie, financiën, internationaal recht en technologie. Op al die terreinen zijn er verschillende instituties waarin verschillende landen meedoen. Een opkomend land als China verstoort sommige van die orden, maar steunt andere weer. Hetzelfde geldt voor de Verenigde Staten.

Het idee dat er maar één enkele orde met regels is die landen ondersteunen of ondermijnen, maakt ons blind voor de verschillende rollen die landen kunnen vervullen. Weinig landen ondersteunen internationale regels op alle terreinen. En er zijn ook maar weinig landen die ze allemaal zouden willen verstoren. Die gelaagdheid en overlapping van verbanden is juist goed. Het biedt ruimte voor verschillen in samenwerking en weeft tegelijkertijd een web van verbanden dat op mondiaal niveau stabiliteit brengt.


Laten we niet naïef zijn. Wereldvrede kan het instituut niet garanderen. Maar het is wel een belangrijke bouwsteen in een wereld van overlappende orden. Een flexibele bouwsteen die bijdraagt aan stabiliteit. Dat is wel degelijk iets om te vieren.
Internationale samenwerking staat zeker voor verschillende uitdagingen. Het aardige is dat de VN nu juist als breed platform zijn opgezet. Die breedte leidt tot besluiteloosheid als grootmachten het oneens zijn, zoals over Syrië. Maar het maakt ook een architectuur mogelijk waarbinnen verschillende orden, van veiligheid tot voedsel en telecom tot gezondheidszorg naast elkaar kunnen bestaan.

NRC: De VN zijn jarig. En ja, dat is reden voor feest Meer lezen »

Een van de meest onderbelichte scheidslijnen van de covidcrisis is regionaal. Dat hangt ermee samen dat regionalisering geen sterk verhaal heeft. Van China tot Rusland en zelfs Europa groeit echter belangstelling voor zo’n verhaal: dat van de civilisatiestaat. Het is een interessant, maar ook gevaarlijk idee, waar we aandacht aan zouden moeten besteden
https://www.nrc.nl/nieuws/2020/08/14/na-de-natiestaat-komt-nu-de-onbegrensde-civilisatiestaat-a4008825

 

Er wordt veel geschreven over de invloed van de coronacrisis op de geopolitieke verhoudingen. Verschillende mondiale scheidslijnen passeren de revue, zoals de nieuwe Koude Oorlog tussen de VS en China. Een andere scheidslijn is die tussen internationale samenwerking in instellingen als de Wereldgezondheidsorganisatie en de EU enerzijds, en ‘eigen land eerst’-benaderingen anderzijds – oftewel Trumps onderscheid tussen ‘globalisten’ en ‘patriotten’. Denk vervolgens aan het verschil in de crisisaanpak van democratische en autoritaire staten. Of tussen de machismo-onderschatting van het virus door Trump, Johnson, Loekasjenko en Bolsonaro en het kordate optreden van vrouwelijke leiders als Merkel en Ardern.

Er is echter een andere scheidslijn die nog maar weinig is belicht. Dat is de scheidslijn langs regio’s. Een regionale blik brengt interessante patronen aan het licht.

Oost-Azië wordt namelijk zowel in een autoritair China als in democratisch Japan en Zuid-Korea gekenmerkt door capabel overheidsingrijpen en een over het algemeen gehoorzame bevolking. Of neem Latijns-Amerika. In verschillende landen daar zijn overheden juist minder capabel gebleken en zijn er allerlei bestaande sociale spanningen, wat indamming van het virus moeilijk heeft gemaakt. Ook zien we een patroon in de voormalige Sovjetsfeer. Het institutionele wantrouwen in die landen leidde eerst tot ontkenning van het probleem en daarna tot crisismaatregelen die tegelijkertijd de surveillance van de bevolking vergrootte.

Op het Europese continent bestaan grote verschillen. Toch zou het best kunnen dat deze crisis ook hier een regionale aanpak in de hand werkt. Stappen zijn al gezet op het gebied van de inkoop van vaccins en de financiering van de crisisaanpak.

Zou de coronacrisis, met andere woorden, een trend naar regionalisering kunnen versnellen?

Het idee

Een reden dat deze scheidslijn minder aandacht krijgt, is dat het geen sterke theorie of verhaal lijkt te hebben zoals de scheidslijn tussen democratieën en dictaturen of tussen nationalisten en internationalisten. Zo’n verhaal is echter wel in de maak. Dat is een vrij onbekend verhaal dat in de Chinese politieke filosofie is uitgewerkt en inmiddels de wereld over gaat. Wij horen daar in het Westen weinig over. Maar het zou wel eens een belangrijk concept in de wereldorde kunnen gaan worden. Het idee is interessant, maar ook gevaarlijk, en dus kunnen we ons er maar beter in verdiepen. Dit is het idee van de civilisatiestaat.

In de twintigste eeuw noemde de Amerikaanse politieke wetenschapper Lucian Pye China „een beschaving die doet alsof het een natiestaat is”. Chinese denkers zijn het hiermee eens en zien hierin iets dat hun land uniek maakt. De oude Chinese beschaving hoort namelijk in hetzelfde rijtje thuis als de oude Egyptenaren, Grieken en Romeinen. Er is echter een groot verschil: die andere beschavingen zijn verdwenen. Egyptenaren van nu lezen geen hiërogliefen meer en Italianen geloven niet in Jupiter. Zij kijken met afstand naar de ruïnes van een oude wereld. Dat is anders in China.

De taal, cultuur en moraal van Confucius en de Taoïsten zijn begrijpelijk en zelfs vertrouwd voor hedendaagse Chinezen. Volgens de Chinese denker Zhang Weiwei is China het enige land ter wereld waarvan de grenzen overeenkomen met een oude beschaving en die tot op heden doorleeft. En dat heeft belangrijke consequenties. Het betekent volgens Weiwei dat China een eigen politieke ontwikkeling volgt en dat westerse modellen van democratie en liberalisme er niet op van toepassing zijn.

Dit idee van de civilisatiestaat heeft ook consequenties voor China’s rol op het wereldtoneel. Het zou betekenen dat China niet een alternatieve ideologie exporteert, een soort China-model waar veel over gespeculeerd wordt, maar dat het zich juist afzet tegen universele ideologieën. In plaats daarvan ziet het zichzelf als het centrum van een beschaving en heeft het land primair affiniteit met cultureel vergelijkbare landen als Korea, Taiwan en Singapore.

Flirten met de civilisatiestaat

Het idee van de civilisatiestaat geeft dus inzicht in het verhaal dat China mondiaal uitdraagt en de regio waar het dominant wil zijn; denk aan de claims op de Zuid-Chinese Zee. Maar inmiddels is het idee groter geworden en is het niet meer uniek voor China. Meerdere regimes flirten inmiddels met dit idee.

Sinds 2012 komen varianten van de civilisatiestaat al voor in speeches van Vladimir Poetin. Er wordt weleens beweerd dat hij heimwee zou hebben naar de Sovjet-Unie, maar dat is een vergissing: niet de communistische ideologie, maar de cultuur en beschaving van het Russische Rijk wil hij in ere herstellen. Die omvat traditionele familiewaarden, maar ook het orthodoxe geloof. De spanningen tussen Oekraïne en Rusland gingen dan ook gepaard met een breuk in die kerk. Meer nog dan in China dient dit idee om invloed buiten de grenzen te projecteren: Rusland is de staat die leidend is in een ‘Euraziatische civilisatie’ die landen als Oekraïne en Wit-Rusland omvat. Sterker nog, er lopen onderhandelingen om dat laatste land in Rusland op te nemen. Zou dit de uitkomst van de protesten in Wit-Rusland kunnen zijn?

Ook in India wordt de civilisatiestaat toegeëigend. De regerende BJP omarmt de term om het land als een Hindoebeschaving af te schilderen. Publiek debat in kranten toont echter ook een andere duiding van die beschaving; als een die juist door de co-existentie van meerdere religies wordt gekenmerkt.

Wie goed kijkt, kan dit politieke idee ook dichter bij huis vinden. De Europese Unie is natuurlijk ook een entiteit boven klassieke natiestaten. Die wordt vaak in universalistische en ideologische termen begrepen. Als een visie van een gemeenschappelijke markt waar steeds meer landen aan kunnen deelnemen. Interessant genoeg lijkt de recente discussie over de grenzen van de EU het meer als een culturele en begrensde entiteit te definiëren. Commissievoorzitter Ursula von der Leyen spreekt van een ‘geopolitieke commissie’ die los van de Verenigde Staten meer voor zichzelf zou moeten opkomen.

Vijf sterke regio’s

De Commissie heeft sinds kort een commissaris voor ‘de bescherming van de Europese manier van leven’. Die manier van leven lijkt Von der Leyen met seculiere waarden als vrijheid en democratie in te vullen. Europese populistische bewegingen herdefiniëren Europa ook als een beschaving, maar dan met een andere invulling. Er is veel ophef over het pleidooi van de Hongaarse leider Victor Orban voor ‘illiberale democratie’. Dat klinkt als een alternatieve ideologie. Minder bekend is dat hij dit ook ‘christelijke democratie’ noemt. Geen ideologie dus, maar iets cultureels. Hij ziet zichzelf als de verdediger van de Europese christelijke beschaving.

Welke civilisatiestaten kunnen we dan identificeren? Vijf lijken redelijk goed te onderscheiden: China, Rusland, India, de VS en de EU. In andere regio’s is het moeilijker om een dominante staat aan te wijzen. Ook al is Brazilië de gigant van Latijns-Amerika, het Portugese land verschilt te veel van de Spaanstalige buren. Iets vergelijkbaars geldt voor Indonesië in Zuidoost-Azië. In de regio van het Midden-Oosten en in Afrika zijn er verschillende kandidaten, maar geen van hen heeft op dit moment het vermogen om de hele regio te leiden. Machtsstrijd zal die gebieden blijven kenmerken. Twee grote eilandstaten lijken in een wereld van civilisatiestaten buiten de boot te vallen. Het Verenigd Koninkrijk vanwege de Brexit. May en Johnson zochten wel aansluiting bij het oude British Empire, maar de lauwe ontvangst in India en de VS toont daar de grenzen van. Iets vergelijkbaars geldt ook voor Japan: in de twintigste eeuw probeerde het met harde hand een Oost-Aziatisch blok op te richten, waardoor het nu van buurlanden is vervreemd.

Wat betekent dit nieuwe idee nu voor de internationale orde? In een wereld van civilisatiestaten zal samenwerking steeds minder plaatsvinden in mondiale multilaterale instituties als de Verenigde Naties en het Internationaal Monetair Fonds. Het momentum zal verschuiven naar regionale verbanden. Denk aan instituties als de Belt and Road Initiative (BRI), de Euraziatische Economische Unie (EEU), de Association of Southeast Asian Nations (ASEAN) en natuurlijk de EU. Dat vraagt van ons in Nederland om ons meer op die fora te oriënteren.

Niet alleen samenwerking, maar ook conflict kunnen we door de lens van civilisatiestaten begrijpen. De groeiende spanning tussen Turkije en de NAVO en EU hangt samen met deze beweging richting regionalisering. Breuklijnen ontstaan op plekken waar de grenzen van verschillende civilisaties overlappen zoals Oekraïne, de Balkan en de Himalaya.

De civilisatiestaat brengt ook een andere scheidslijn met zich mee. De natiestaat is gekoppeld aan territoriale grenzen waarbinnen staatsburgers leven. Een civilisatie kan echter ook daarbuiten bestaan in de vorm van een diaspora die in andere landen leeft. Civilisatiestaten leggen ook een claim op die mensen. Kijk naar hoe China omgaat met overzeese Chinezen, Rusland met de diaspora in Oost-Europa en Turkije met die in West-Europa. Technologie en media maken dit mede mogelijk. Televisiezenders als CCTV, Russia Today en Al Jazeeraverenigen de dragers van verschillende regio’s.

Kansen en risico’s

Wat moeten we nu vinden van de civilisatiestaat? Het idee heeft positieve kanten. Het kan uiting geven aan meer mondiale diversiteit en gelijkwaardigheid. Aziatische samenlevingen lijken het te omarmen, omdat ze niet langer westerse standaarden willen volgen.

Ook is het mogelijk dat de civilisatiestaat meer ruimte biedt aan interne diversiteit dan de klassieke natiestaat. Daartegenover zien we ook juist een poging om de civilisatiestaat nauw en exclusief te definiëren, zoals een christelijk Europa, een Han-China of een hindoeïstisch India. Er wordt dus nog volop strijd gevoerd over de invulling van de civilisatiestaat. Ook tussen regio’s verschilt de invulling van dit politieke concept: volgens Zhang Weiwei is China immers de enige echte civilisatiestaat vanwege de politieke continuïteit door de eeuwen heen.

Het idee van beschaving heeft altijd iets exclusiefs gehad, omdat het een contrast met barbarij impliceert. Om maar te zwijgen over de gewelddadige invulling van Samuel Huntingtons beruchte ‘botsing der beschavingen’.

Er kleven ook andere gevaren aan. Neem de genoemde beïnvloeding van de diaspora. De civilisatiestaat is net als de natiestaat een imaginaire gemeenschap, een verzonnen entiteit, en ook achter dit idee gaan vaak allerlei machtsclaims schuil.

De civilisatiestaat is dus ook een gevaarlijk idee. Maar het schiet overal ter wereld wortel dus we doen er verstandig aan om het serieus te nemen.

 

NRC: Na de natiestaat komt nu de onbegrensde civilisatiestaat Meer lezen »

Dagenlang was de aandacht gericht op de machtsstrijd en nieuwe verhoudingen op het Europese continent. Minder opvallend zijn eveneens belangrijke verschuivingen in Azië. Recent vond een aantal grootse ontwikkelingen plaats, allemaal rond Iran, waar veel te weinig oog voor was. Samen schetsen ze scenario’s voor de toekomstige machtsbalans in Azië.

Ten eerste: mysterieuze ontploffingen. Sinds juni meldt Iran vreemde voorvallen bij militaire bases, nucleaire faciliteiten, havens en medische centra. Afgelopen week kwam een mogelijke verklaring aan het licht: president Trump heeft eerder de CIA vrij spel gegeven om cyberaanvallen uit te voeren op landen als Iran. Het is goed mogelijk dat dit de oorzaak is van de ontploffingen, al wordt ook naar Israël gewezen. Hoe het ook zij, het past binnen Trumps ‘maximale druk’ op Iran.

De tweede ontwikkeling is een immense deal tussen Iran en China. In juni besloten deze twee landen om voor vijfentwintig jaar op allerlei gebieden te gaan samenwerken. De rode draad is dat China kapitaal levert in ruil voor energie tegen gereduceerd tarief. De deal lijkt veel op die van China met Rusland in 2014 toen dat land maximale druk ondervond.

Wat mij aan die deal vooral opviel: de Chinese deelname in de Iraanse haven Chabahar. Die werd tot voor kort ontwikkeld door India. Een Indiaas-Iraans partnerschap moest concurreren met de nabijgelegen Chinees-Pakistaanse haven Gwadar. Door Amerikaanse sancties bleven Indiase investeringen echter uit en dat dreef Teheran naar China.

Dit is het Azië-scenario dat Amerikaanse strategen voorstaan: Chinese invloed in de regio die landen als India naar de VS toedrijft. Het werkt: deze week oefende de Indiase marine in de Indische Oceaan met de Amerikanen, gericht tegen Chinese invloed op het water. De VS voorzien mondiale competitie met China en verwachten dat veel sterke landen als India zullen kiezen voor het Amerikaanse kamp.

Toch is hier niet alles mee gezegd. China weet namelijk ook dat het landen tegen zich opzet als het zelf te dominant wordt, en speelt daarop in. De laatste jaren richt China zich op samenwerkingsstructuren waarin het weliswaar de sterkste is, maar niet dominant. Op die manier hoopt het andere machten gerust te stellen.

Die dynamiek is het best te illustreren aan de hand van de evolutie van de Shanghai Cooperation Organisation of SCO. Dat is een veiligheidsverbond tussen China, Rusland en verschillende Centraal-Aziatische landen. China wil al jaren meer economische integratie in dit verbond. Rusland was daar lang terughoudend in, uit angst een satelliet te worden van China. Uiteindelijk is Rusland akkoord gegaan met economische verdieping, op twee voorwaarden. De positie van energieproducerende landen in het verbond moest versterkt worden – daar werd Iran voor uitgenodigd. En het verbond moest verbreed worden: India en Pakistan werden in 2017 lid. Hier tekent zich een belangrijke dynamiek.

Binnen de SCO is China verreweg het sterkste land. Rusland en India zijn beide zwakker, maar gezamenlijk kunnen zij voldoende tegenwicht bieden om te zorgen dat China het verbond niet domineert. China is akkoord met deze verwatering van de eigen macht in de SCO. Het heeft liever tegenwerking van India binnen een Aziatische machtsbalans dan dat India onderdeel is van een Amerikaans anti-China verbond.

Waar de VS dus inzetten op een machtsstrijd met China waarbij ze bondgenoten mobiliseren, richt China zich op een Aziatische machtsbalans die de VS buitensluit. Welke kant het ook op gaat – de EU is geen beslissende speler.

Of is een derde scenario mogelijk, als wij ons weer wat meer naar buiten richten?

NRC: De EU staat buitenspel bij machtsstrijd in Azië Meer lezen »

29/05/2020 Sinds de coronacrisis klinkt de term ‘nieuwe Koude Oorlog’ weer vaker. De situatie is nu heel anders, schrijven  en , maar Europa moet wel in actie komen.

Op 4 oktober 1957 lanceerde de Sovjet-Unie de Spoetnik, de eerste satelliet ter wereld. De Amerikaanse president Eisenhower en zijn regering kregen van het Congres, defensiekringen en de media de schuld van een ‘missile gap’, een grote achterstand op het gebied van rakettechnologie. De Russen leken een niet meer in te halen voorsprong te nemen in de Koude Oorlog en dat vervulde de Amerikanen met angst en gruwel. Vijf jaar later, in oktober 1962, was er de Cubacrisis en escaleerde het conflict tussen Amerika en de Sovjet-Unie. De inzet van kernwapens en een Derde Wereldoorlog konden ternauwernood worden voorkomen.

Fast forward naar het heden: Amerikaanse denktanks schrijven over de coronacrisis als het ‘nieuwe Spoetnik-moment’ en gebruiken steeds vaker de term ‘nieuwe Koude Oorlog’. Die geluiden gingen al op bij het Chinees-Amerikaans handelsconflict en de toenemende Chinese assertiviteit, maar corona en de recente ontwikkelingen inzake Hongkong verscherpen die situatie.

Op dezelfde dag dat The New York Times duizend namen van Amerikanen die stierven door het coronavirus op de voorpagina zet, één procent van de bijna honderdduizend dodelijke slachtoffers in Amerika, waarschuwt ook de Chinese minister van Buitenlandse Zaken, Wang Yi, tijdens een persconferentie in Beijing Amerika voor een „nieuwe Koude Oorlog”.

Amerika lijdt

Tegelijkertijd draait China in Hongkong de duimschroeven verder aan met de aankondiging van een nieuwe Nationale Veiligheidswet, donderdag aangenomen door het Chinese Volkscongres.

Oftewel: Amerika lijdt – naast het groot aantal slachtoffers zijn er miljoenen werklozen en staan economie en politiek onder immense druk – waar de Chinese economie alweer lijkt op te krabbelen. Het Chinese regime maakt zich, net als landen als Rusland en Iran, minder druk om de publieke opinie en kan daarom gebruik maken van dit moment om strategische doelen te bereiken. Zo moeten we de grotere grip op Hongkong begrijpen, getimed wanneer het westen de handen vol heeft en protesten uit gezondheidsredenen onderdrukt kunnen worden.

Ook in de rest van de wereld biedt de coronacrisis kansen voor China. Met medische steun, en door in het gat te stappen dat Amerika creëert door zich uit internationale verbanden terug te trekken. China toont tijdens deze coronacrisis twee gezichten: mondkapjesdiplomatie én machtspolitiek.


Afgelopen maand verscheen Kishore Mahbubani’s boek
Has China Won? The Chinese Challenge to American Primacy, waarin hij betoogt hoe goed China’s kaarten op dit moment zijn in de mondiale strijd met de VS. Hij laat zien hoe strategische fouten aan beide kanten de landen op ramkoers zetten.

Op ramkoers

De economische crisis in Amerika zal de confrontatie met China alleen maar versterken. De campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen zal de komende maanden volledig in het teken staan van de economische crisis en China en die twee prioriteiten zullen steeds aan elkaar gekoppeld worden. Uitdager Joe Biden zal daarbij niet willen onderdoen voor president Donald Trump (die hem wegzet als „Beijing Biden”) als het gaat om wie het krachtigst is ten opzichte van Beijing. Hierin zijn Republikeinen en Democraten verenigd.

Een nieuwe Koude Oorlog dus? De vergelijking gaat mank. De Koude Oorlog was een conflict waarbij twee militaire grootmachten, de winnaars van de Tweede Wereldoorlog, in twee blokken tegenover elkaar stonden. Tegenwoordig zijn grootmachten veel meer met elkaar verbonden en is conflict minder geopolitiek en meer geo-economisch van aard.

EU alternatief in tweestrijd

Juist daarom zou Europa een rol kunnen spelen om de spanningen tussen de VS en China te verminderen. Als grootste markt van de wereld heeft Europa economische macht, en die kan het omzetten in een politieke agenda. De European Council on Foreign Relations meent dat de tijd rijp is voor een meer gecoördineerd en systematisch Europees beleid tegenover de Chinese machtspolitiek.

De EU moet een sterke mondiale speler worden. Dat is moeilijk in deze crisistijd. Maar net als Merkel en Macron hebben gedaan met het economisch herstelprogramma, zou Europa deze crisis kunnen aangrijpen om een alternatief te bieden voor de groeiende tweestrijd die nu gaande is. Dat is niet alleen in ons eigen belang; het voorkomen van een nieuwe Koude Oorlog maakt de hele wereld veiliger.

De huidige situatie lijkt dan ook niet zozeer op de Koude Oorlog van de jaren vijftig, als wel op de wereld aan het eind van de negentiende eeuw, toen de zittende grootmacht Groot-Brittannië in balans werd gehouden door meerdere krachten: de VS, Frankrijk, Duitsland en Japan. Dat was een tijd van dynamisch diplomatiek koordspel. Europa moet zich dat spel gaan toe-eigenen als het mondiale samenwerking en de internationale rechtsorde wil handhaven. Een sterk Europa dat nauw samenwerkt met de grote andere democratieën zoals de VS, India, Indonesië en Japan en dat met één stem spreekt richting Beijing.

 is senior wetenschapper bij de WRR en filosoof aan de VU.  is oprichter van adviesbureau Krijger & Partners.

NRC: EU, zet economische macht in om conflict VS-China te tomen Meer lezen »